Iedereen heeft het vroeg of laat plopt het altijd wel een keertje op.
Een volwassen temperament is iets anders dan een kinder temperament.
Een kinder temperament reageert nog op
de temperatuur
de tijd van het jaar
de tijd van de dag
dat wat langskomt.
Kortom het is er.
Als kind
geef je eraan toe
laat je het gebeuren.
Als volwassene stuur ik richt ik kader ik mijn temperament.
Als volwassene leer ik mijn kinderen hoe zij hun temperament kunnen richten sturen en kaderen.
Dat is zo leuk met kinderen je wordt er zelf een leukere volwassene van mits je natuurlijk om kunt gaan met je eigen temperament.
Verdieping
Zo af en toe zou ik dat temperament van mijn kind achter het behang willen plakken of wegzetten op een plek waar ik het eventjes niet zie.
Mijn oefening als volwassenen is mijn kind zijn temperament te gunnen!
Mijn kind wil gerespecteerd worden in zijn temperament ongeacht zijn leeftijd ongeacht zijn uitingsvorm.
Dat respect heeft mijn kind nodig om te voelen dat het er mag zijn dat het oké is dat ook zijn temperament er mag zijn.
Ik leer ik mijn kind dat temperament iets is dat komt en weer gaat.
Ik leer mijn kind hoe het zijn temperament kan ontladen los kan laten.
Ik leer mijn kind dat ontspanning lucht geeft en genezend werkt.
Zo zit er in tranen van woede of verdriet een bepaalde chemische stof die als het in het lichaam achterblijft zorgt dat spanning gevoeld blijft.
Wanneer ik het temperament van mijn kind afwijs op wil laten houden negeer dan stapelt die chemische stof zich op en vindt het zonder controle een uitweg.
Ik geef mijn kind toestemming om zijn temperament te voelen het te mogen leven het te uiten passend bij leeftijd passend bij normen en waarden passend bij het moment passend bij de aanleiding passend bij wat ikzelf en mijn kind kan dragen.
Dan leert het dat je temperament een signaal is van iets dat er iets aan de hand is.
Mijn kind confronteert mij als ouder voortdurend met mijn eigen temperament en hoe ik daarmee omga.
Het is mijn grootste opgave tijd te nemen om mijn eigen temperament te mogen voelen te onderzoeken en te leren kennen.
Zo gun ik mijzelf en mijn kind een kans om je ‘temperament’ richting en stuur te geven.
Mijn inspiraties zijn: Hanneke van Hasselt Janusz Korczak Rudolf Dreikurs Het Theravada Boeddhisme.
Die arme K.die sjouwt wat af en ze worden steeds zwaarder en zwaarder. Hij sjouwt toch al gauw rond de 17 kg per kind op zijn nek. En bij een tweeling is het dubbel. Gelukkig mag het na elkaar.Het is mooi weerom naar het strandje te gaan.Pootje badensteeds verdersteeds natterheel veel plezier!Een beetje hangenplagen. K. heeft er zijn handen aan vol.
Na afloop van de persconferentie op 21 april 2020 stelde een journalist aan premier Rutte een heel boeiende vraag; ‘Al weken zegt u dat Nederland zich voorbeeldig gedraagt. En wat krijgen we ervoor terug?! Nog eens drie weken verlenging…Hoe rijmt u dat met elkaar?’
Tja dacht ik, dit gaat over beloning, een beloning voor het goede gedrag?
Wat gebeurt er wanneer ik mijn taart in de oven zet en hem vergeet? Het natuurlijke gevolg is dat mijn taart verbrandt. Al van jongs af aan heb ik een weerstand tegen straffen en belonen. Straffen, en dat geldt ook voor belonen, is gebaseerd op macht en heeft alleen effect op korte termijn. Bij straf ligt de nadruk op mijn gedrag en niet op de consequenties ervan. Het legt de verantwoordelijkheid en de controle buiten mijzelf. Het enige waar ik misschien heel goed in ga worden, is het vermijden van situaties waarin ik gestraft kan worden of misschien heb ik juist die straf er wel voor over. Wanneer ik mijn straf heb gekregen voelt het als een soort betaling en kan ik het de volgende keer weer doen. Mijn ware zoektocht naar de kern van het niet geloven in straffen en belonen, maar naar denken en handelen in ‘oorzaak en gevolg’ begon toen mijn kinderen klein waren.
Wat kan ik doen als ik vind dat mijn kind niet gestraft hoeft te worden als het zich misdraagt en ook niet beloond als het goed gedrag laat zien?
Een van de zoons vergat iedere keer weer zijn sap en fruit mee naar school te nemen. Op het moment dat ik dat ontdekte, sprong ik op de fiets, bracht ik het onmiddellijk naar school en liet ik hem weten dat ik het gebracht had. Ik vertelde hem dat het niet handig was, dat ik ervoor op pad moest en dat het de les verstoorde. Ik hoopte hem op deze manier duidelijk te kunnen maken dat het me slecht uitkwam, omslachtig was en veel tijd kostte om hem iedere keer zijn sap en fruit na te brengen.
Meestal raakte zoonlief dan uit zijn humeur, reageerde een soort van nukkig en prompt vergat hij de volgende keer zijn sap en fruit weer. We zaten in een soort cirkeltje, een cirkeltje waar ik mijzelf vrijwillig in had gemanoeuvreerd door mijn ideeën over een goede moeder willen zijn. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen dat hij de enige in de klas was zonder fruit en sap. Ik had tijd en moeite gedaan om het klaar te maken en het idee dat de juf, en de andere ouders, er iets van zouden vinden hielden mij vast in het cirkeltje. Ik gaf mijn zoon de schuld, want als hij gewoon zijn sap en fruit meenam dan had ik al die gedachten en gevoelens niet. Probleem opgelost.
Wat is het natuurlijke gevolg als je je sap en fruit vergeet? Dat je in de klas niets te drinken of te eten hebt terwijl de andere kinderen hun sap drinken en hun fruit eten! Je hoort er niet bij en je krijgt honger. Om uit het cirkeltje stappen besloot ik niet langer verantwoordelijk te willen zijn voor het meenemen van zijn sap en fruit naar school. Wanneer hij het de volgende keer zou vergeten zou hij in de klas zitten zonder sap en fruit. Het zou geen nut hebben om daarover tegen mij te mopperen of boos op mij te worden. Het is tenslotte niet mijn probleem.
Zoonlief was het ondertussen natuurlijk zo gewend dat ik hem zijn sap en fruit achterna bracht dat de kans groot was dat hij gefrustreerd zou raken. Ik had hem eraan laten wennen dat hij zijn sap en fruit nagebracht kreeg. Dus werd het tijd om zoonlief op de hoogte brengen dat híj een probleem had en niet ík . Ik vertelde hem wat mijn plan was, hoe ik het ten uitvoer ging brengen en wat mijn antwoord zou zijn wanneer hij tegen de consequenties aanliep: ‘Wat vervelend dat je je sap en fruit vergeten bent.’ (Waar nodig zou ik school ook inschakelen, zodat niet iemand anders hem sap of fruit zou geven.) Vanaf dit punt mocht zoonlief zelf leren, ervaren en kiezen wat hij belangrijk vindt.
Wat doe ik wanneer ik geloof dat straffen en belonen eigenlijk alleen op korte termijn werkt en ik er zelf een lelijk mens van dreig te worden?
Mijn grootste oefening is om mijn mond te houden, niet toe te geven aan mijn onwillekeurige beweging om hem zijn sap en fruit na te brengen. Ik zou mijzelf bevestigen dat ik júist een goede moeder zou zijn door hem zelf zijn verantwoording te laten nemen. De eerstvolgende keer zou ik het puntje van mijn tong afbijten en vooral niet zeggen dat het misschien een goede les voor hem is, want dat zou de consequentie onmiddellijk veranderen in een straf. Het gaat erom dat ik de woorden kies die het mijn kind duidelijk maken dat er een keuze is, een mogelijkheid om zijn problemen zelf op te pakken en dat hij niet iets moet omdat wij dat willen.
Het idee dat mijn kind honger zou lijden wanneer hij zijn sapje en fruit niet bij zich had, het idee dat ik geen goede moeder zou zijn wanneer ik er niet voor zou zorgen dat hij het kreeg, het idee dat hij het enige kind in de klas zou zijn zonder sap of fruit, zorgde ervoor dat ik mijn fietst pakte en de weg naar school voor de tweede keer aflegde. Stap voor stap moest ik dit voor mijzelf ontleden en beseffen dat het hooguit een onplezierig hongerig gevoel geeft waar hij de rest van de ochtend mee rond zou lopen, maar dat zijn lichaam daarvan geen schade zou ondervinden. Dat ongemak zou goed van pas komen om zoonlief ertoe te brengen er voortaan aan te denken zijn sap en fruit mee te nemen. Ik moest beseffen dat mijn ‘goede’ moederschap niet zou afhangen van het missen van zijn sap of fruit. Ik heb niet het recht de verantwoordelijkheid van mijn zoon op me te nemen en evenmin heb ik het recht de gevolgen van zijn daden voor mijn rekening te nemen. Die moeten hij zelf dragen.
Zolang als ik me kan herinneren heb ik iets met straffen en belonen eigenlijk iets TEGEN straffen en belonen.
Met eenzelfde felheid en heftigheid heb ik iets tegen ‘leren van je fouten’.
Voor mijn idee leer ik NIKS door straffen of belonen. Leren van mijn fouten zit er bij mij sowieso niet in.
Ik leer wanneer ik weet hoe ‘oorzaak en gevolg’ werkt.
Wanneer ik mijn verantwoording neem de gevolgen de consequenties van mijn daden acties of gedrag ervaar zie besef is dat een eerlijke realistische leerzame situatie voor mij.
Wanneer aan de gevolgen geen straf of beloning wordt verbonden wanneer ik mijzelf om een gevolg niet straf of beloon
is er ruimte om naar de situatie te kijken overwegingen te maken te kiezen verantwoordelijkheid te nemen zodat mijn inzicht en wijsheid groeit.
Bij mijn kinderen merkte ik net als bij de tweeling hoe snel ze inzien dat ‘oorzaak en gevolg’ rechtvaardig is.
Soms is er geen natuurlijk gevolg moeten we wachten tot een nieuwe mogelijkheid zich voordoet.
Soms kan ik het probleem oplossen door het met de kinderen te bespreken te zien wat ze zelf in te brengen hebben.
Ik leer mijn kind wat een gevolg kan zijn van zijn gedrag.
Wanneer ik als ouder of opvoedingverantwoordelijke met mijn kind in een machtsstrijd gewikkeld ben ben ik geneigd logische gevolgen als straf te gebruiken waardoor het effect verloren gaat.
Ik hou mijzelf constant voor ogen: ‘Ik heb niet het recht iemand te straffen ik heb de plicht te vertellen wat reële consequenties zijn.
Ik heb niet het recht om mijn kind mijn wil op te leggen maar ik ben ook niet verplicht toe te geven of mee te bewegen met de nukken en onrechtvaardigheden van mijn kind.
Zo had één van de zoons geen zin om mee te eten met de rest van het gezin aan tafel hij regelde zijn eten zelf wel.
Het cirkeltje was compleet niet willen eten aan tafel de ongezelligheid van zijn gedrag honger op vreemde tijdstippen de behoefte om te snoepen er was geen gesprek over te voeren.
Tot we overgingen op oorzaak en gevolg.
Zoonlief hoefde niet met ons aan tafel te eten wanneer hij dat niet wilde.
Maar aangezien we met elkaar aan tafel aten wij de gezelligheid een belangrijk onderdeel vonden van de maaltijd kon hij er niet bij te zitten wanneer hij niet met ons wilde eten.
Vanaf dat punt was hij niet betrokken bij onze maaltijden at niet mee aan tafel.
Een halve week scharrelde zoonlief zijn eigen kostje bij elkaar op het tijdstip dat hij dat wilde.
Op een middag kondigde hij aan dat hij gewoon weer aan tafel mee wilde eten.
Voor de avondmaaltijd hadden we niet op hem gerekend maar hij was van harte welkom de volgende ochtend aan het ontbijt.
Zonder mokken of morren scharrelde hij nog één keer zijn maaltje bij elkaar en schoof de volgende ochtend met de rest aan tafel.
Hij vertelde dat het omslachtig was om zelf eten je eten bij elkaar te moeten scharrelen het erg ongezellig is om alleen te eten.
Voor mij ligt de kern bij ‘mijn verlangen’ om iets te doen vanuit het leuk of niet leuk vinden.
De zon die ergens via mijn – ogen = zien – oren = horen – neus = ruiken – tastzin = voelen – tong = proeven – mentaal = gedachten binnenkomt.
Op het moment dat drie dingen samenkomen: – de zon – mijn goed werkend oog – het bewustzijn van mijn oog ontstaat er contact.
Het contact geeft een gevoel van – prettig – niet prettig – of neutraal
Tot zover is het onpersoonlijk.
Dan gaan mijn gedachten het persoonlijk maken in: – vind ík dit leuk? of – vind ík dit niet leuk? Er ontstaat een ‘verlangen’ mijn verlangen.
Bij leuk: – koester ik me in de zon. Bij niet leuk: – ga ik naar binnen om de zon te vermijden
Zo begint iets zo eindigt iets. Het is vergankelijk.
Het is niet de situatie het is mijn gedachte en de emotie van het moment over dat moment waar ik naar grijp om iets voort te zetten of om het te stoppen waar ik het nog kan.
Soms zie je het hele proces in een notendop ontstaan
zoals bij de tweeling
en de regenplas.
Uiteindelijk wanneer ik niks doe met het moment van contact heb ik een keuze of ik verder ga of dat ik uit het moment stap.
In mijn coaching wil ik je helpen om het moment van contact te herkennen waar het voor jou persoonlijk wordt hoe je op dat punt uit de situatie kunt stappen.
Dag papegaai zei de pinguïn. Dag papegaai zei de papegaai. Nee, zei de pinguïn, jij moet dag pinguïn zeggen. Nee, zei de papegaai, jij moet dag pinguïn zeggen. Nee, zei de pinguïn, ik ben een pinguïn. Nee, zei de papegaai, ik ben een pinguïn. Jij bent een papegaai, zei de pinguïn. Jij bent een papegaai, zei de papegaai. Stomme papegaai, zei de pinguïn. Stomme pinguïn, zei de papegaai.